DE GUSTIBUS NON EST DISPUTANDUM

Als ge 't glanspapieren boekje
Op de nietjes openslaat,
Andermaal het ranze doekje,
Knisperend van Uwe zaad,
Tevoorschijn haalt, des avonds laat,
Opdat Uw schutterskruit ontvonke
Door het rimpelloze lonken
Naar Uw bonkend apparaat
Dat verticaal te wachten staat

Maar dan Uw mergpijp voelt verslappen,
Denkend aan de Heilssoldaat
Die op het schoolplein kwam verklappen:
"Van de Satan komt het Kwaad
Der Solosexuele Daad!"

En plotseling, uit alle hoeken,
't Oog van God U op komt zoeken:
Weet dan, dat Zij naast U staat
En loeihard met haar tasje slaat!

Want horens heeft Zij, en vier hoeven,
Om de kwezel af te troeven;
Huid om tederheid te proeven
En -- Ze blijft een moederdier --
Een weelderige koeiegroeve
Om zich kreunend vast te schroeven
Aan een welgeschapen stier.



de moeder de koe - I - II - III - IV - V