DE SOLITUDINE

Als de regen is gekomen
Die de stem der doden draagt,
Als de nachtwind, zwaar en duister,
Door de hoge kruinen jaagt
En andermaal het hart belaagt
Dat enkel nog kan wenen
Omdat de zomer is verdwenen:
Denk aan Haar dan, aan de Maagd,
Die altijd in het oosten daagt!

Als ge langs de winterwegen
Elke barre boom beschouwt
Op welke tak wellicht zal breken,
Welke tak het zeker houdt --
O, als ge in het donker woud
Der eenzaamheid het lange dwalen
Moe bent, moe het ademhalen:
Weet dan, dat Zij van U houdt,
Voor U de blanke handen vouwt!

Want hiertoe heeft Zij moederoren:
Om Uw eenzaamheid te horen
Als ge, in de nacht verloren,
Soms de warme stal niet vindt
En ogen, licht van ochtendgloren,
Om te zien hoe gij, herboren,
Als een kalf Haar liefde drinkt.



de moeder de koe - I - II - III - IV - V