DONKER AUGUSTUS

Juli is al half voorbij. Augustus scherpt zijn dagen.
De zomer is nog woordenloos; in korenblauw ontstijgt
dag na lege dag. Maar aan het vallen van de avond
kleeft de eerste herfst al, en het klagende refrein -

Dit ei van schallend licht, hier op de drempel van de morgen
't zal de stad vergelen als een foto lang voorbij,
en augustus doen vergeten. Maar het jammerhout zal gonzen,
zal weer gonzen in de schemer, in dit eindeloos refrein:

Want, o, je zal er zijn straks, als de nachtwind in de hallen
van de stille kathedraal zingt, 'wen de starren stille zijn'.
En ik zal paleizen bouwen om mijn stem te laten galmen,
van die klatergouden krochten: onbevlekt, en net op rijm.

En mijn tranen zullen stromen, zullen stromen tot ze stollen,
tot ze parels zijn geworden; en mijn muze, muze fijn,
zal ze rapen, zal ze rijgen, zal me reiken deze woorden:
"Laat die ongein waar het hoorde: op sterk water. Dát gezeik!"

... gossiedorie ...




180789