TERRE ET CIEL

- met dank aan kuifje -

Er is op de muren een dodenstad geschilderd
en amberen lantarens walmen balsem in de nacht.
De sterren zijn geruisloos als de noorderzon vertrokken:
beenderbleke vlooien uit een koudgeworden vacht.

Een aarzelende voetstap onderzoekt de lege straten:
een dwalende passant werpt zijn blindenstok vooruit.
Even staat hij vloekend voor een late etalage,
niet langer nog weerspiegeld in de levenloze ruit.

Morgen zal hij dood zijn, onder ander licht ontwaken:
morgen verft de horizon het deksel korenblauw -
er rust een nieuwe dageraad in ondergrondse stromen.

Verwonderd zal hij denken aan de sleutel in zijn handen:
een langvergeten lach; misschien een schittering van ogen -
de rest zal hij verloren zijn op doortocht naar dit land.

Twee naar voren. Drie terug. Op aarde aangeland.
Er is een draaideur aan het einde, naar de overkant.


(Oude Rijn, 300390)




010490