SOMETIMES, EVEN THE OCEAN SEEMS RELAXED

-herinneringen aan Flanorpad 7b-

Vroeger, toen ik nog argeloos met woorden jongleerde zonder me bewust te zijn van mijn publiek, en ik de eerste zinnen als deze moeizaam aan de stilte hoefde te ontwringen, besprong mij op het woord "mysterie" het soort tafereel waarmee Lipton Ice Tea heden ten dage goede sier maakt: de in zichzelf gekeerde wijze, geheel aan de natuur gewijd, die de onuitsprekelijkheid van het universum in gezegende wipeouts tot zich laat komen. Het liefst fantaseerde ik er dan nog een tempel bij, zo een van smetteloos, oeroud marmer, een murmelende windvlaag in heilige kruinen, want in het banale schuilt de ware onschuld. Nu woon ik echter in een ton, en knars ik alle dagen met mijn tanden.

      Toch kan ik niet zeggen dat mijn leven louter verworden is tot een leeg lijden, in afwachting van een al even zinloze dood. Juist in deze barre tijden, waarin ik met gepaste regelmaat de gebalde vuist naar de hemel pleeg te heffen teneinde een luid "Waaróm!?" te kermen, zonder daarbij nog een antwoord te verwachten, overkomt het mij meer en meer dat ik door de barsten van mijn gebroken gemoed een glimp meen op te vangen van een hogere, onpeilbaar diepblauwe orde, die aan de chaos ten grondslag ligt. Níet als des avonds de bladeren ritselen, níet als des ochtends de zon doorbreekt: de werken van de Tachtigers staan bij mij op de plank als evenzovele zerken op een klein, vergeten kerkhof. Het is in het bedrijf van het dagelijks leven, daar waar ik niets zoek en niets verwacht, dat mij deze inkijk in de wereld wordt geboden: bij het smeren van een boterham, bij het plakken van een band, bij het pinnen op de Breestraat.

      Zo herinner ik mij een middag in september, van een mij verder ontschoten jaar, dat ik mijn rietmand met smoezelig geworden wasgoed voor de zoveelste keer naar beneden zeulde teneinde aldaar de inhoud machinaal te reinigen. Per slot van rekening behoort vers wasgoed in iedere samenleving tot de ingrediënten waaraan men een beschaafd mens zich van zijn verwilderde soortgenoten onderscheidt, net als een voorliefde voor Italiaans ijs en vrouwen die niet op Pamela Anderson lijken. Eenmaal ter plekke werd ik mij ervan bewust dat de vorige gebruiker van het apparaat er nog niet toe was overgegaan het inmiddels grondig verfriste textiel ook daadwerkelijk weer te verwijderen, en in de overtuiging dat er in een kosher studentenhuishouden geen sprake kan zijn van parallelle wasjes, zeker niet als een der wasjes de volledige cyclus al heeft doorlopen, stak ik mijn hand in het interieur om een greep te doen in de nog nadampende hoop kledingstukken.

      Toen ik haar terugtrok, en het tot mij doordrong wat zich daar als een zachte slang om mijn pols en onderarm had geslingerd, gebeurde het: besefte ik plotseling, voor een ondeelbaar ogenblik te zijn opgenomen in de stroom van het leven zelf. De kosmos tintelde onder mijn oksels, het lied van het water zong luid in mijn aderen, en ieder dier ademde met mij mee. Dit, dit alles, was mij in de jachtigheid van alledag ontschoten; nu had ik het weer, hier, in de palm van mijn hand. En ik stond stil, om aan de rozen te ruiken.

      Natuurlijk brak het besef de ervaring. De mens is nu eenmaal voorbestemd de bloem te zien verwelken die hij zojuist geplukt heeft. Maar de herinnering is gebleven: een onuitwisbare contour, klaar om eenmaal hervuld te worden. En dan voorgoed.

***

Nu ik teruglees wat ik hierboven geschreven heb, valt mij andermaal op hoezeer ik het vermogen mis mijn ervaringen zodanig te verwoorden dat althans de essentie behouden blijft. Zelfs het oorspronkelijke uitgangspunt, het begrip "mysterie", hangt in het luchtledige. Laat ik het bij deze definiëren als: de inverse van een raadsel. Laat ik vervolgens een raadsel definiëren als: een vraag waar een nontriviaal antwoord op gevonden dient te worden. Indien de juiste definitie van het woord "inverse" even buiten beschouwing gelaten wordt, zou ik nu mysterie kunnen definiëren als: een antwoord, waar een nontriviale vraag bij gevonden dient te worden. De triviale vraag is uiteraard de nulvraag: de dood in de pot van de uitgebluste mens. Maar: wat is de nontriviale vraag op het antwoord dat in het inwendige van de wasmachine kan worden aangetroffen?

      Zo op het oog lijkt het voor de hand te liggen te informeren naar de identiteit van de eigenaar. Dit is echter een misverstand! Als uit een trommel opgevist wasgoed geen eenduidig uitsluitsel geeft over zijn eigenaar, is het daarmee geen antwoord meer, en kan het niet als ingang tot een mysterie dienen. Als de eigenaar wel zonder meer te achterhalen is, is er sprake van een nepvraag.

      Een beter, zelfs vrijwel feilloze methode maakt gebruik van de triviale vraag. Als wij andermaal een berg dampend wasgoed als uitgangspunt nemen, dan kan de reactie van de gemiddelde klant van een postorderbedrijf omschreven worden als een schouderophalend "So what?". Converteren wij dit "So what?" nu bijvoorbeeld naar "What's up?", dan hebben wij, behalve een typisch Nederlands vertoon van loze Anglosaxische kreten, een vraag gecreëerd waartegen het mysterie zich onmiddellijk en onverbiddelijk openbaart. What's up? Wat brengt ons hier, wat drijft ons voort? Waarheen waait de wind en waartoe? En wie ben ik, dat ik op deze zomerse dag geknield lig voor de wasmachine, met uitgerekend dít kledingstuk in mijn hand? Kijk, dát is nu een mysterie!

      Wat nu is het nut van een mysterie? Om achter het antwoord op deze utilistische nineties-vraag te komen, dienen wij er ons rekenschap van te geven dat de mens bij uitstek een informatiegenererend organisme is: heel zijn wezen is erop gericht uit de chaotische datastromen die hij via de zintuigen tot zich neemt een consistent model van de wereld te destilleren. Dat maakt hem bij uitstek geschikt om raadsels op te lossen: de gaten zijn zijn model. Op het moment nu dat zijn model toevalligerwijs volmaakt in overeenstemming is met de signalen van zijn zintuigen - wat niet per se hoeft te betekenen dat zijn model volmaakt overeenstemt met de externe wereld: de zintuigen kunnen virtuele data genereren, of juist reële data uitfilteren - zal hij na het formuleren van een nontriviale vraag in de problemen komen: hij wil een gat vullen, daar waar geen gat zít. Dit probleem kan op twee manieren worden opgelost: hetzij door aan de data te sleutelen, hetzij door aan het model te sleutelen.

      De eerste oplossing impliceert een spontane generatie van virtuele data, alsmede een annihilatie van reële data: de persoon in kwestie zal dingen gaan zien die er niet zijn, en blind worden voor aspecten van het bestaande. Vervolgens zal hij zich laten dopen.

      De tweede oplossing is drastischer: omdat de onderhavige vraag niet geworteld is in een tekort aan gegevens, zal een afbraak van het model nergens een gat te zien geven dat aan deze vraag beantwoordt. Uiteindelijk heeft dit een totale desintegratie van het model tot gevolg, en wel zo snel als synaptisch mogelijk. Aan het eind van dit proces zal de persoon in kwestie een volmaakt lege huls geworden zijn, waaruit zelfs de fatale vraag verdampt is. Al de data van het moment zullen gedurende een fractie van een seconde ongehinderd toegang vinden tot zijn diepste innerlijk, als bij een pasgeboren kind, alvorens de hersenen zicjh op het laagste niveau rebooten, en een nieuw model genereren. Dat is nu het nut van een mysterie: de katharsis die het bewerkstelligt, de grote schoonmaak van een bezoedeld ego. De kerker waarin wij menen te leven, de muren waarbinnen wij denken te bestaan: instantaan zijn zij opgeheven, en in hun plaats lonken wijdse verten. On a clear day, you can see forever.

***

Ik koester vele herinneringen aan mijn leven op Flanorpad 7b. Het pand is mij in de loop der jaren dierbaar geworden, zeker nu ik de onttakeling van dichtbij heb meegemaakt. Nog onlangs heb ik, voorzien van fakkels en goed gezelschap, een nachtelijk weerzien tot stand gebracht; en zelfs nu de kamers zijn teruggebracht tot wat men een primordale staat zou kunnen noemen, en de fusie akelige reminiscensie vertoont met de grotten van Lascaux - maar dan zonder de weelderige beschilderingen - is het mij of ik de stemmen van vroeger nog steeds door de levendige gangen hoor galmen. Wát een verschil met de nieuwe zakelijkheid van het gerenoveerde gedrocht dat ik nu bewoon!

      Niet dat het altijd zo zal blijven: de menselijke natuur is te zeer ontembaar dan dat de SLS het op de lange duur wint. Wij zijn pioniers in een onontgonnen land, en na ons zullen er anderen komen. En iedere generatie zal zich laten kennen, nog lang nadat zij verdwenen is. Ook hier zal er ooit weer een olifantje hangen, wiens slurf de handdoek voor na't toiletgebruik torst. Ook hier zal er ooit weer een huisgenoot komen, wier leven bestaat uit het voeren van anderen. Ook hier zal er ooit weer een dag aanbreken, dat de werkster de strijd tegen het vet verliest.

      Maar iets in mij acht het uitgesloten dat ik in dit leven nogmaals de ontroering zal mogen proeven van een zonnige septembermiddag, de geur van dampend wasgoed, en een hart, hoofd en hand vol van een zwartkanten bustehouder. Sommige ervaringen keren niet meer terug.

Homme






Naar aanleiding van de renovatie van Flanorpad 7b, die Homme en zijn huisgenoten noopte te verhuizen, is er het zg. Flanorpad 7b-kookboek samengesteld, Hierin hebben zij, die in de periode 1985-1995 op Flanorpad 7b hebben gewoond, een stuk geschreven over hun herinneringen aan dit studentenhuis, met een bijbehorend recept, of alleen maar een recept of, zoals Homme, alleen maar herinneringen. Het is in maart 1996 uitgebracht.

Marjolein Bach, Flanorpad 7b-bewoner en redacteur van dit boek, schreef:
"In het krantenartikel van 19-8-2000 zag ik iets staan over dat Homme een thuisgevoel miste. (...) Misschien kan [dit stuk] wat licht werpen op deze materie. "