ZIET! DE DAG BREEKT AAN!

- versje voor een nieuwe morgen -

Het morgenlicht scheert langs de lachende wolken
- droomloze grazers in eindeloos blauw -
en schaterend spat het uiteen in de straten
ven de slapende stad, waarin ieder gebouw

verzonken in dromen ligt, stil als een tempel
nog niet door 't krioelen van mensen ontwijd.
En ver nog verwijderd de ijzeren tijd
die blindelings stuksmijt en danst op de scherven,
de ijzeren tijd.

                        "Zie de knekelmaan dalen -
verdwenen het rottend moeras van haar nacht,
verdwenen het blauwstalen doodskleed. Ontkracht
de oude vervloekingen.
                                       Zie haar vervalen,

vervallen tot rafelig vloeipapier. Drijvend;
nog drijvend, maar ijler en ijler. Vergaand.
Een stervend weekdier in een ijlere oceaan;
een zwerver op weg naar een plaats om te blijven.
Zie haar verdwijnen."

                                    "Maar vroeg of laat zul je
de zuiging weer voelen van mijn gezicht."

Het ochtendlicht vochtig vonkt wild op het water
dat als een lui zoogdier hier uitgestrekt ligt

en luistert - beschreven met zinloze woorden,
woordloze zinnen -, luistert naar 't lied
van de zingende wind die weer zingt over niets -
het licht brak de schaal van het windei. Verloren
de naam van de maan.

                                    "In de bomen gevangen,
lispelend verder verteld aan de wind
en de wachter - in webben van wanhoop verstrikt.
Verlamd in het schimmelig maanlicht. Verlangend
naar leegte.

                    De letters zijn leeg nu, verbroken:
je naam is verdwenen."

                                       "Zo lang als het duurt.
Jij zult wel weer terugkomen. Zo ook het uur."

Het morgenlicht scheert langs de lachende wolken.




021088