DE VLINDER

Beweeg in mij het lange gras dat naar de wereld luistert:
waai me los met elk gebaar, en hou me zo gekluisterd.

Duizel hier naar binnen, één op één, en ik zal volgen:
zwelgend in een honger, en van honger zelf verzwolgen.

Fluister als het blad bij nacht geheimen die ik wiste:
de groene vlam van dit ontmoeten zal ze doen ontgisten.

Wind me in de zijde van de streling van je handen:
ik zal er uit herrijzen met een rust als van geen ander,

vleugels laten drogen in het lichaam van de wind,
doorwaaid zijn van oneindigheid in alles wat ik vind.




Almanak SSR-Leiden, 1994