PÂTÉ DE FOIE GRAS

Vogel, wiens vlerk in de herfstnacht slaat,
cadans van verlangen, van onvermogen:
ik laat het U noemen aan biologen -
zij weten, beter dan ik, wat er staat.

Gesmeerd loopt Uw leven, op kogellagers,
van noord naar zuid, en van daaruit weer noord;
van eisprong naar wasdom naar dood. Of naar moord:
want bitter het hart van de vogeljagers.

Zij leven verzonken in zompige landen,
vreten zich op in hun korte bestaan:
het zand des tijds knarst hen tussen de tanden

waar U zich vrij weet in Uw achteloos gaan,
hoog in de lucht, naar Uw lief, naar Uw bruid.
- Geef me een buks en ik knal U eruit.




Collo, oktober 1994