ORBIS DE IGNE

In je jas van wapenleer
waarin ik een kuras bespeur
word je bijna legendair
en tot in je tenen waar.
We rijden in dezelfde kleur
de regen in; ik registreer
dezelfde magistrale geur
in ogenblik en handgebaar,
adem, bloedslag, huid en haar,
als in een veldtocht van weleer.
Wij zijn elkaar totaal gewaar:
wij nemen geen van tweeën keer.
Aan beide zijden wacht een heir
in overgave; lis de fleurs,
verzilverd in een blauw kwartier,
bloeien over mijn banier
teloor. Je glimlacht openbaar
en legt in mij een stilte klaar
van ieder woord een voegwoord meer.
Wij zijn elkanders eigenaar.

- Ik schrijf dit alles op den duur
toch weer stuk tot commentaar
naar beproefde receptuur:

Daarna word je zelfs te zwaar
voor de woorden die ik huur,
sluit het eind zich als een deur -

valt de fabel in het slot
van Jeanne d'Arc en Don Quichot.




Collo, oktober 1994