DE KAMELEON

Geweldig waren ze, de helden van mijn jeugd,
zoals ze in rechtschapenheid, de ferme smidszoonsknuisten
aan 't voormalig autostuur, de meren oversuisden:
zij stonden klaar voor 't avontuur, in blonde kracht van deugd.

Fryslân werd een toverwoord van vrije lach en vreugd:
Gods ganse zomerdagen lang, van duister tot in duister,
boeven vangen met die Gerben. Tussendoor naar huis ter
spijziging. En vrienden, wier naam mij niet meer heugt.

Ik kwam ze laatst weer tegen: berichtjes in de krant.
Wij lezers liggen nu een leven op de schrijver achter:
hij heeft zijn kleuren afgelegd en ligt in wit te wachten.
De naam bleek simpel Hotze. De Roos is nu verbrand.

Gerben zit in Endegeest, een hoofd vol God. Het tocht er.
Sietse, altijd al wat wilder, hielp Somali's uit de trein
tussen twee stations in. De slag bij Warns woedt in zijn brein.
Hielke rommelt in oudroest. En 's avonds met zijn dochter.




Almanak SSR-Leiden, 1994