DE NACHT VAN DE NIEUWE ALMANAK

- aan hen die erin ontbreken -

Er leek, om hem heen, die nacht niets veranderd:
de bierglazen rinkelden zéér stellig, als vanouds,
en masse tegen de vlakte. Q vloekte. Y stouwde
zijn spek tegen X aan. Z zwielp in meanders

naar boven. 't Had alles iets haarfijn vertrouwds.
Wellicht dat hij, andermaal, daarom de Standaard
ter hand nemen dorst, die, eerder, de brandhaard
van angst had ontstoken: een vlam om 't koudst.

Hij sloeg haar weer open: de Almanak. En zag
ontsteld voor zijn ogen de hoop de nek gebroken
dat híj het niet zijn zou, níet hij... Zijn glimlach

bestierf 'm, werd schimmig. - En geen die het zag:
want wie mist er, langer dan een jaar en een dag,
in een lijst vol van leven de doden, de spoken?




Almanak SSR-Leiden, 1994