WET

Het suizen van de kachel
stut de stilte tussen ons in.
De wekker op de schoorsteenmantel
tikt een kleine blikken vogel
tussen tralies van voorheen -
het is te lang geleden.
Deze wet kan niet meer breken.

Ik verdween, en werd haar vreemd;
zij onherkenbaar oud.
Zo staan wij van elkaar ontheemd
onwrikbaar uit het lood
in deze wachtkamer van de dood.