NOCTURNE

Er kwam een herfst in de kamer;
er stak een wind op van achter de tijd,
vanachter het water - we zaten nog samen,
twee schuildieren onder het eeuwige teken,
en ik wilde nog wat vragen - maar de vraag was al kwijt,

het raadsel verwaaide reeds achter de sterren:
ook dit - ook dit weer - was over; voorbij.
Er steeg een ijle tinnen schemer
door de gaten in haar handen;
er rees een onrust aan het eind.