DE MAN DIE DE ZEE VERLOOR

Hij kwam van achter het grote water:
een drenkeling uit een verloren land.
Op zomaar een middag verspoeld door de golven,
naakt tot op het bot - geen verleden, geen naam.

Hij was de laatste die zijn taal sprak:
een schimmenspel van licht en schaduw

en schaduw werd hij, met de jaren,
waar kinderen speelden op hete dagen
en bloemen aten uit het zand

tot de zon haar koperen lied spon:
dan stond hij starend aan het strand,
de wind en de zee twee reusachtige snaren
zijn hart de klankkast voor een verdronken land

tot ook de laatste wolk gedoofd was
en hij zich opsloot voor de nacht.




180690